Project Name
John Lambrichts
-
titel
Uit de serie ‘Oevelangen aan de Maas’
-
jaartal
2013
-
materiaal
-
formaat
divers
Project Details
Deze foto’s van John Lambrichts (1954) vormen een kleine selectie uit zijn serie ’Oeverlangen aan de Maas’, een fictief dorp aan de Maas. Hij maakte ze tijdens zijn vele mijmertochten langs beide zijden van de snel veranderende Grensmaas. De foto’s zijn een ode aan de rivier en de geboortegrond van de omwonenden. Ze houden een sfeer vast die aan het verdwijnen is, of ze roepen die juist weer op. De tekst ‘Ritueel’ van Pascal Panis speelt zich af op de veerpont tussen Berg aan de Maas en Meeswijk. Een herinnering aan liefde staat centraal, waarbij – net als in een ziekenhuis – in het bijzonder aandacht wordt besteed aan de lichamelijke en emotionele gesteldheid van een mens, in dit geval de vrouwelijke hoofdpersoon.
Herinneringen ophalen Het is voortdurend oorlog in zijn hoofd, maar er is geen vijand te bekennen. Ook al bewegen er patroonhulzen over de rivierbodem en steken de boomstronken aan de overkant als bajonetten uit de grond. Wat doet hij hier? Aandacht voor zijn dobber heeft hij niet. Als de avond valt, denkt hij: vroeger was ik bang in het donker. Hij sluit zijn ogen. In zijn halfslaap ziet hij de Mechelse herder die altijd onder de trap lag. Het schilderij met de Spaanse danseres in de huiskamer. Dan wordt het vrede. Terwijl zijn hengel een diepe buiging maakt, komt het fornuis van zijn moeder tevoorschijn uit de onderstroom.
Flessenpost Kom me halen. Er zijn geen mooie meisjes hier. Breek de wijzers van de kerktoren, want dit dorp staat stil. Iemand zegt: ’Lieske is 86 en kan nog zonder bril een draad door de naald halen.’ Kom me halen. De mensen op het kerkhof hebben allemaal dezelfde achternaam. Kom me halen. Ik wil mijn naam zien op een billboard in New York. Ik wil naar een afkickkliniek als ik een ster ben. Ik spuug op bloeiende korenvelden en fazanten. Gisteren heb ik een bever door zijn kop geschoten. En die twee branden waren ook van mij. Ik heb de ogen van een stier. Kom me halen.
Onder de barbelen Hier staat ze voor het eerst rechtop in de box. Dan wil ik er zó weer naartoe lopen. En hier zit ze op een olifant tijdens een vakantie in Indonesië. Dat was in 1981. Kijk wat ze eronder schreef: Ik neem er een mee als souvenir! En nu zegt die man na al die jaren: je kunt zó naar haar toelopen. Je hoeft geen zonnebloemen meer te leggen op een graf in je hoofd. Vanuit de bushalte in het dorp moet ik rechtdoor tot aan het water. Dan zo’n tweehonderd meter naar links. Daar is ze, zegt hij. Waar het riet buigt in de wind. Onder de barbelen. Wat moet ik doen? Geloof jij in helderzienden? Wil je nog koffie?
Ongeloof Wie heeft de akkergronden gemaakt, de bomen en de paarden? De vraag achtervolgt haar, struikelt en blijft dan achter op het besneeuwde gras. Twee runderen steken de koppen bij elkaar. Met elke windvlaag komt ze dichter bij haar bestemming. Ze denkt aan wat tante Betty vaker zei: ’Geen mens houdt het lang vol zonder water.’ Als ze de grenspaal passeert, roepen de kerkklokken haar terug over de kale velden. Ze blijft waar ze is. Aan haar voeten stroomt de rivier en in de rivier drijft de lucht. Ze is verbaasd over haar eigen geluk, dat ze vindt waar het altijd heeft gewacht. In haar en in alles wat voorbijgaat.
Op doorreis Geen gas. Geen water. Geen licht. Geen spijt. Als mijn houten keet straks in vlammen opgaat, neem ik mee wat ik nodig heb. Mijn fiets, maar ook het geratel in de populieren en de zwaluwen die ’s avonds in vleermuizen veranderen. Ik begraaf drie flessen wijn voor later, als ik nog eens wil zien hoe de rivier de verkeerde kant op stroomt. Misschien wil de vos mee die intussen uit mijn hand eet, ook al is hij hier een tijd niet meer geweest. Mijn penselen gooi ik in het vuur, omdat het geen zin heeft aan een landschap te beginnen dat al af is. Mijn hemden doe ik in een plastic zak. De zon draag ik mee in mijn huid.
Ademloos Ze herhaalt het één keer per jaar, altijd in de winter. Dit is het ritueel: wachten op de dag dat er mist boven het water hangt. De veerpont nemen. Bij de kist met strooizout gaan staan en hem weer vóór je zien. Hoe zijn adem wit in de lucht bleef drijven toen hij voor het eerst tegen je praatte. Hoe zijn lichaam wegreed op de fiets. Dan in gedachten doen wat je toen deed: goed opletten dat hij niet meer omkijkt. Dan vlug het laatste woordenwit naar binnen zuigen. Bewaren in je longen. Dan terug naar huis lopen en zo lang mogelijk je adem inhouden. Totdat je duizelig wordt. Omdat hij nog altijd in je is.